De Cavalerie

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog beschikt het Belgische leger over tien cavalerieregimenten.  Aan iedere legerafdeling wordt een regiment toegewezen:

1ste regiment Lansiers bij de 4de Legerafdeling

2de regiment Lansiers bij de 3de Legerafdeling

3de regiment Lansiers bij de 1ste Legerafdeling

1ste regiment Jagers te Paard bij de 6de Legerafdeling

2de regiment Jagers te Paard bij de 5de Legerafdeling

4de regiment Jagers te Paard bij de 2de Legerafdeling

Hun opdracht is het uitvoeren van verkenningsopdrachten voor elke legerafdeling.

De cavaleriedivisie, die uit twee brigades bestaat, ontvangt het personeel van de vier resterende regimenten (1ste regiment Gidsen, 2de regiment Gidsen, 4de regiment Lansiers, 5de regiment Lansiers).

De bewapening van de regimenten gidsen en lansiers bestaat uit de korte versie van de Mauser 1889, een sabel en een lans. De tenues van de cavalerie zijn zeer verscheiden en helemaal niet aangepast aan het nieuwe type van oorlogsvoeren.

Op 4 augustus voert het 2de regiment Lansiers een verkenningsopdracht uit in de buurt van Thimister.  Ruiter Antoine Fonck sneuvelt als eerste Belgische militair. De volgende dag valt de eerste Belgische officier, commandant Menten de Horne, eveneens van het 2de Lansiers in Plainevaux.

Vanaf augustus 1914 tot november 1914 nemen de cavalerieregimenten deel aan de gevechten:

  • De gevechten bij Orsmaal en Halen
  • Verdediging van de Versterkte Posities van Luik, Namen en Antwerpen
  • De uitvallen vanuit Antwerpen
  • De verdediging van de Schelde
  • De terugtocht tot aan de IJzer
  • Slag aan de IJzer

Met de inundatie van de IJzervlakte begint de loopgravenoorlog. Zo worden alle eenheden van de cavalerie meestal als infanterie ingezet.

In mei 1915 ontvangen de eenheden de kaki kledij en Adrianhelm.

Tussen 6 en 18 maart 1918 wordt de sector van de cavaleriedivisie het toneel van bloedige gevechten, die bekend zal worden als “De Slag bij de Reigersvliet”.

Na het mislukken van het laatste grote Duitse offensief staan de geallieerde troepen klaar om de stellingenoorlog te doorbreken. Het Belgische leger, onder bevel van Koning Albert I, wordt ingezet als de “Legergroep Vlaanderen”.  De cavalerie kan eindelijk terug ingezet worden met paarden en op 15 oktober zet ze de achtervolging van de terugtrekkende Duitse troepen in.

Het 1ste regiment Gidsen zal op 19 oktober 1918 een charge uitvoeren op de Duitse troepen bij het gehucht Burkel. De Slag bij Burkel is meteen de laatste actie waarbij een charge met paarden uitgevoerd wordt aan het Westelijk front.