Ijzer
Na enkele uitvallen vanuit Antwerpen ging een Duitse legermacht ook hier tot de aanval over. Na de capitulatie van de stad op 10 oktober staken 33.000 vestingsoldaten de grens met Nederland over waar ze geïnterneerd werden. Onder afdekking van de eigen cavalerie en Franse en Britse marinetroepen bereikte het gros van het veldleger midden oktober 1914 de IJzervlakte.
Bij de terugtrekking op de IJzer als natuurlijke verdedigingslinie telde het Belgische leger nog slechts 75.000 manschappen of 40% van de getalsterkte van bij de mobilisatie. De eigenlijke Slag aan de IJzer opende op 18 oktober en vanaf 25 oktober begonnen de Belgen met het dichten van de doorgangen onder de spoorwegzate Diksmuide-Nieuwpoort. Daarop werd het waterpeil via het hydrologisch complex van Nieuwpoort in verschillende fases verhoogd met zeewater. Deze kunstmatige inundatie verhinderde een verdere Duitse doorbraak en redde het uitgeputte Belgische leger van de totale vernietiging. Tot 10 november 1914 werd nog verder gevochten om Nieuwpoort, dat met Franse steun in Belgische handen bleef, en om Diksmuide, dat uiteindelijk door de Duitsers ingenomen werd. Tijdens de Slag aan de IJzer telde het Belgische leger 18.500 slachtoffers, waaronder 3.000 doden. De Duitse inval was tot staan gebracht en België had internationaal respect afgedwongen.